© Universität Bonn, foto: Anne Heine
© Universität Bonn, foto: Anne Heine

Van knelpunten tot kansen

Joint programmes tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen

Caroline Duits / 10 september 2014
 

In 2014 heeft het Duitsland Instituut Amsterdam in samenwerking met het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap onderzoek uitgevoerd naar joint programmes tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen. In het kader van dit onderzoek zijn op basis van wet- en regelgeving verschillen op het gebied van het hogeronderwijsbeleid van beide landen in kaart gebracht die problematisch zouden kunnen zijn bij samenwerkingen, met name voor de realisatie van joint en double degrees. Om te achterhalen of deze verschillen in de praktijk relevant zijn, zijn voorgesprekken met zes programmacoördinatoren gevoerd, waarna een vragenlijst is opgesteld en verstuurd aan alle coördinatoren van joint programmes tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen. Op basis hiervan worden in het rapport enkele suggesties, wensen en aanbevelingen genoemd. Deze zijn zowel geadresseerd aan de overheid als aan instellingen. De uitkomsten van de genoemde onderzoeksfasen worden hieronder kort opgesomd. In het rapport wordt hierop uitvoeriger ingegaan. 

Op basis van wet- en regelgeving zijn op het gebied van hoger onderwijs verschillen ten aanzien van volgende gebieden tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen gevonden:

  • Studielast
  • Omvang studiejaar in EC’s
  • Semestertijden
  • Becijfering
  • Manier van inschrijving
  • Collegegeld en studiefinanciering
  • Financieringsmodellen
  • Toegangsbeperking
  • Evaluatie en accreditatie
  • Samenwerking
  • Organisatiestructuren
  • Taal
  • Cultuur

Uit de gevoerde voorgesprekken en de resultaten van de ingevulde vragenlijst blijkt dat van bovengenoemde verschillen met name de semestertijden, het collegegeld en studiefinanciering, de financieringsmodellen, de evaluatie en accreditatie, de organisatiestructuren en de wetenschapes- en instellingscultuur problematisch kunnen zijn bij samenwerkingen. In het tweede hoofdstuk van het rapport wordt in detail ingegaan op bovenstaande verschillen.

Uit de door middel van de interviews en vragenlijst ingewonnen informatie komen de volgende wensen en aanbevelingen naar voren:

  • Eenvoudige accreditatieprocedures
  • Bestendige wetgeving
  • Meer inhoudelijke kennis in het accreditatieorgaan
  • Vergoeding (deel) van de administratiekosten door de overheid
  • Subsidies ter verlaging van de instellingstarieven (voor niet EU-studenten)
  • Ideële prikkels van bovenaf
  • Verheldering van de regels rondom joint programmes
  • Verscherpen meerwaarde joint ten opzichte van double degree-programma
  • Nauwere samenwerking tussen de instelling en het accreditatieorgaan
  • Uitzonderingen op de verplichting tot heffing van collegegeld

Tot slot zijn de volgende belangrijkste tips gericht aan instellingen voor hoger onderwijs te onderscheiden:

  • Overleg waarbij de samenwerkende partijen daadwerkelijk aanwezig zijn
  • Verschillen van tevoren in kaart brengen
  • Wederzijds inzicht in en begrip voor wet- en regelgeving en procedures
  • Bereidheid tot het sluiten van compromissen
  • Creativiteit, flexibiliteit, geduld en inzet

In het hoofdstuk ‘Conclusie en aanbevelingen’ worden de wensen, aanbevelingen en tips uitvoeriger besproken.

Voor het volledige rapport zie hier.


top